Category Archive: Geen categorie

  1. Muziektherapie in FPC Dr. S. van Mesdag

    Reacties uitgeschakeld voor Muziektherapie in FPC Dr. S. van Mesdag

    “Ik weet niet of ik wel wil praten vandaag”, verzucht Ibrahim. Op de vraag van de muziektherapeut over hoe het met hem gaat, had hij geantwoord met “Gewoon, zoals altijd, saai. Niets is meer bijzonder of leuk, alles wat mij plezier gaf, ben ik kwijtgeraakt”. Een lied opzoeken op YouTube, dat wil hij wel. Hij kiest een lied uit dat in het Arabisch wordt gezongen en gaat over het geloof. Terwijl Ibrahim luistert naar de muziek, ontstaat er een kleine glimlach op zijn gezicht, hij beweegt wat mee op de beat en maakt contact met de muziektherapeut: “Mooi hé?”.

    Nadat het lied is afgelopen vertelt hij over wat de tekst betekent en welke rol spiritualiteit in zijn leven inneemt. De muziektherapeut vraagt Ibrahim  om liederen uit te kiezen waar hij een mooie herinnering aan heeft. Samen luisteren ze naar de muziek, waarbij Ibrahim honderduit vertelt over zijn herinneringen erbij en de boodschap die hij uit de muziek haalt. De muziektherapeut stelt af en toe een vraag, maar luistert vooral naar wat hij vertelt. Door de muziek ervaart Ibrahim zijn mooie herinneringen kort opnieuw en merkt hij dat er ook mooie dingen zijn die hij niet kan kwijtraken. Hij kan kracht putten uit de boodschap in de muziek om deze moeilijke tijd, waarin hij moet leren leven met zijn verlies, door te komen. Uiteindelijk lukt het Ibrahim zelfs om voorzichtig naar de toekomst te kijken. Als de sessie is afgelopen, bedankt hij de muziektherapeut: “Ik voel me nu een stuk blijer dan toen ik binnenkwam, zo kan ik weer even door!”.

    Muziektherapeute Sifra

    Sinds twee jaar werkt ze als muziektherapeut in Van Mesdag en ziet ze patiënten van (bijna) alle afdelingen. “Mijn werk bestaat uit het samenstellen en aanbieden van een muziek therapeutische behandeling op basis van wat ik bij een patiënt observeer. Ik vind het belangrijk om mijn aanbod af te stemmen op de voorkeuren en belevingswereld van de patiënt, zodat hij ook blij kan zijn met wat hij doet. Dit maakt mijn werk ook heel gevarieerd, want met de ene patiënt schrijf en produceer ik liedjes, terwijl ik met de ander instrumenten zoek die passen bij zijn emotiebeleving.”

    Omdat veel patiënten wel van muziek houden, ontstaat er makkelijk een gesprek over favoriete artiesten of muziek die de patiënt mooi vindt. Daarmee is snel de brug geslagen naar ervaring of gevoel. “Het mooiste aspect van vaktherapie vind ik dat de patiënt soms echt een nieuw inzicht krijgt door een oefening die hij doet, of zoals bij het verhaal van Ibrahim, de ervaring die hij heeft door de muziek die hij luistert.”

  2. Internationale kennisuitwisseling rond ERM vroegsignalering

    Reacties uitgeschakeld voor Internationale kennisuitwisseling rond ERM vroegsignalering

    Als forensisch psychiatrisch centrum willen we de kwaliteit van onze behandeling voortdurend verbeteren. Daarom doen wij wetenschappelijk onderzoek en wisselen we internationaal kennis uit met andere professionals binnen de forensische zorg. In dit nieuwsbericht lees je onder andere welke kennis we delen en hoe de vroegsignaleringsmethode, die in de Van Mesdag vanaf het begin toegepast wordt, in steeds meer landen de standaard wordt.  

    Senior onderzoeker Frans Fluttert doet al jarenlang onderzoek binnen de forensische zorg. Daarnaast geeft hij trainingen en is internationaal werkzaam. Onder andere als associate professor bij de Høgskolen i Molde, research supervisor bij het Oslo University Hospital (beiden in Noorwegen) en Member of European Violence in Psychiatry Research Group. Met deze landen wisselt Frans (namens de Van Mesdag) kennis uit.  

    ERM Vroegsignalering is bewezen effectief
    Frans doet met name onderzoek op het gebied van vroegsignalering in de forensische psychiatrie en ook bij andere zorgorganisaties waarbij agressie een rol speelt, zoals bij de ziekte van Huntington. ERM Vroegsignalering is een risicomanagementstrategie voor de forensische zorg om vroege waarschuwingssignalen van ontregeling (meestal agressie) te kunnen herkennen en vervolgens in een vroeg stadium van agressie dit beter te kunnen (risk-)managen. Een belangrijk aspect hierbij is de dialoogstrategie: het signaleringsplan wordt in een specifieke gespreksmodel met de patiënt, en zo mogelijk met het sociale netwerk, besproken en opgesteld. Hiervoor is het ERM-protocol ontwikkeld.  

    Samen met collega’s en andere onderzoekers heeft Frans de methode ERM Vroegsignalering ontwikkeld. Deze methode is continue onderwerp van onderzoek zoals toetsing op effectiviteit.

    Uit onderzoek blijkt dat de methode Vroegsignalering significant bijdraagt aan een afname van het aantal separaties. Ook nam de ernst van de incidenten sinds de invoering van deze methode in de Van Mesdag af.  

    In verschillende landen zoals Nederland, België en Noorwegen is de ERM Vroegsignaleringsmethode de standaard voor risicomanagement binnen de forensische zorg. In Denemarken is specifiek onderzoek gedaan naar de toepassing in de ambulante zorgverlening, waarvan de uitkomsten buitengewoon positief waren.

    Sinds 2016 partner in internationale onderzoeksconsortia.
    FPC Dr. S. van Mesdag is sinds 2016 ‘full partner’ in internationale EU Horizon 2020-onderzoeksconsortia: zoals de FOSTREN (Fostering and Strengthening Approaches to Reducing Coercion in European Mental Health Services). Dit onderzoeksconsortium bestaat uit clinici, onderzoekers en academici uit meer dan 19 landen en heeft tot doel kennis over de toepassing van dwangmaatregelen uit te wisselen, verbeterprogramma’s te ontwikkelen en de implementatie van wetenschappelijke kennis te bevorderen.

    Op de foto: Frans Fluttert (derde van links) met de kandidaten van de Trainingsschool die Frans namens de Van Mesdag voor FOSTREN heeft georganiseerd. 

    Daarnaast is de Mesdag betrokken bij internationale onderzoeken zoals:

    • In samenwerking met de Universiteit Twente is het multicenteronderzoek ‘Emotion in the Face’ afgerond, als onderdeel van ERM. In dit onderzoek is bestudeerd in welke mate het beter herkennen van gezichtsuitdrukkingen bij patiënten, voor sociotherapeuten ondersteunend kan zijn bij het toepassen van risk-managementinterventies zoals ERM.
    • In 2023 is bij de Universiteit van Lissabon (PO) een promotieonderzoek gestart naar de toepassing van ERM-Vroegsignalering bij patiënten tussen de 10 en 23 jaar. FPC Dr. S. van Mesdag (Frans Fluttert) is co-supervisor in dit PhD-traject.
    • In 2024 wordt er een onderzoeksvoorstel gedaan voor een nieuw vierjarig Europees (EU-Horizon2020) onderzoek. Dit onderzoeksvoorstel bevat 15 promotieonderzoeken en focust op het beter betrekken van patiënten bij beslissingen in een gedwongen kader.

    Naast de onderzoeken binnen FOSTREN is in Denemarken een promotieonderzoek gedaan naar de effectiviteit van ERM vroegsignalering in de ambulante zorg. In dit onderzoek is beschreven hoe ERM in de ambulante zorgverlening significant bijgedragen heeft aan een afname van recidive bij patienten met Schizofrenie of Bi-Polaire stoornis. Dit is onderzocht bij alle patiënten van ACT-teams in Zuid-Denemarken.

  3. Boeien en Binden

    Reacties uitgeschakeld voor Boeien en Binden

    HR adviseur Judith van Oers aan ’t woord

    Werken binnen de TBS vraagt vaak om stevig te staan tegenover (voor)oordelen. Dat merk je ook als HR Adviseur: het zorgt voor een extra uitdaging bij het binden en boeien van nieuwe medewerkers. De mensen die wij zo hard nodig hebben, zijn moeilijk te vinden. Ondanks dat lukt het bij de FPC Dr. S. van Mesdag nog steeds om alle diensten in de directe patiëntenzorg te draaien met eigen collega’s, dus zonder uitzendkrachten en/of zzp-ers in de zorg voor onze patiënten. Daar zij wij trots op!

    Iemand die weet hoe je dat organiseert, is Judith van Oers. Zij is afgestudeerd aan de opleiding Human Resource Management en werkt bij de Van Mesdag als Junior HR Adviseur. Judith: “In mijn functie werk ik nauw samen met Annemieke (recruiter). Samen werken wij hard aan het positioneren van de Van Mesdag als werkgever en ligt onze verantwoordelijkheid bij het werven én selecteren van nieuwe medewerkers. Als nieuweling instromen in zo’n dynamische en vooral interessante organisatie heb ik ervaren als terechtkomen in een warm bad. Dat wil ik ook uitstralen naar toekomstige medewerkers.”

    Een vraag die ze zelf veel krijgt vanuit haar eigen omgeving is: ‘Voel jij je niet onveilig tussen al die patiënten?” Haar antwoord daarop is een duidelijk ‘nee’. “Het is hier zo georganiseerd dat je, je hier ook veilig kunt voelen. Als je in staat bent om de mens achter het delict te zien en te weten dat je meehelpt aan een veilige maatschappij – voor onze patiënten én voor de samenleving – dan zit je hier echt op je plek.”

    Medewerkers van de Van Mesdag zijn trots op hun werk en maatschappelijke bijdrage én dat vertellen zij maar al te graag. Niet alleen onze behandelaren en therapeuten, ook het ondersteunend personeel. Judith: “Misschien zit het wel in betrokkenheid bij elkaar. We hebben maandelijks medewerkersbijeenkomsten en iedereen heeft toegang tot intranet waarop nieuws en verhalen dagelijks gedeeld worden met elkaar. En dan vergeet ik nog de wandelgangen! Het is eigenlijk een groot dorp.”

    Kortom binnen de Van Mesdag bieden openheid en transparantie een belangrijke basis voor werkplezier én hebben medewerkers de mogelijkheid om zich te ontwikkelen. Judith: “Eenmaal binnen, is boeien dan ook een onderdeel waar wij flink op inzetten. Eén ding is zeker: onze patiëntenpopulatie verveelt nooit!”

  4. Stage lopen bij FPC Dr. S. van Mesdag

    Reacties uitgeschakeld voor Stage lopen bij FPC Dr. S. van Mesdag

    Binnen FPC Dr. S. van Mesdag zijn er meerdere studenten van verschillende studierichtingen die stage lopen. Babeth loopt haar derdejaars stage bij de sociotherapie en doet de opleiding Social work. Megan heeft stage gelopen als behandelrapporteur. Op dit moment doet ze bij FPC Dr. S. van Mesdag een afstudeeronderzoek. Haar opleiding is HBO-rechten.

    Wat vinden jullie van je stage?
    Babeth: “Ik merk dat er voor een patiënt een verschil is als ik iets zeg of dat een ervaren en oudere collega iets zegt. Ik vind mijn stage intens, maar ik haal er voldoening uit als dingen lukken.
    Ik moest erg wennen aan al die regels: wanneer mag een patiënt bellen, wanneer mag er bezoek komen, etc. Wat ik in het begin lastig vond is wat je wel en niet kunt zeggen over je eigen leven tegen patiënten. Dan vroeg een patiënt of het leven duur is in Groningen. Ik leerde eerst

    nadenken, wat vraagt deze man nu eigenlijk. Wil hij weten of ik in Groningen woon? Zo moet je voortdurend een afweging maken over je antwoorden. Ik keek het natuurlijk ook af van mijn collega’s.”
    Megan: “Bij mij was de stage heel anders. Ik zat op kantoor en moest wennen aan alle termen die ik niet kende. Mijn stage verliep heel natuurlijk en prettig. Ik heb veel geleerd. Zo moest ik veel dossierwerk doen: vooral het opstellen van stukken voor het ministerie van Justitie en Veiligheid, die daarna ter zitting in de rechtbank behandeld werden. Mijn eerste taak was het schrijven van een verlengingsadvies. ‘Kijk maar hoe ver je ermee komt’, zei mijn stagebegeleider.”


    Wat doet een stagiaire?
    Babeth: “Na enige tijd werd ik mentor van een patiënt, moest ik een behandelplan voor hem schrijven, zijn doelen omschrijven en samen met hem een signaleringsplan. Elke dag hebben we een overdracht en wekelijks hebben we personeelsbesprekingen en breed patiëntenoverleg. Tegen vrienden en huisgenoten omschrijf ik mijn werk als ‘oppas voor patiënten buiten hun therapieën om’. In het begin wist ik de huisregels niet zo goed, dus ging ik akkoord als patiënten door de week vroegen of ze 3 eieren mochten gebruiken. Bleek dat dat alleen in het weekend mocht.”
    Megan: “Je moet dus letterlijk en figuurlijk op eieren lopen, haha.
    Wat ik doe behalve stukken schrijven voor het ministerie, is het ondersteunen van de afdeling Diagnostiek bij het opstellen van het instroomonderzoek en notuleren bij commissies en behandelplanbesprekingen met de patiënt.”


    Wat heb je zoal geleerd?
    Megan: “Mijn schrijfvaardigheid is aanzienlijk verbeterd, ik heb geleerd om data in de gaten te houden, overzicht te krijgen en te plannen. En ik heb geleerd professioneel te communiceren, bijvoorbeeld via e-mails. Voor mijn studie zijn deze vaardigheden heel handig.”
    Babeth: “Ik leer veel over de behandeling, over psychopathologie, over mezelf. Ik ben in het contact met de patiënt veel bezig met het bewaken van mijn grens wat betreft afstand – nabijheid. Als jonge vrouw kan ik niet alles zeggen. Een mannelijke collega-stagiair (sociotherapeut) zegt dat hij veel meer kan zeggen. Ik ben én jong én vrouw én stagiaire, als ik een patiënt dan moet vertellen dat hij niet naar buiten mag, dan voelt hij dat als denigrerend. Een jonge meid van 21, wat denkt ze wel niet.”

  5. Patiënten aan werk helpen

    Reacties uitgeschakeld voor Patiënten aan werk helpen

    Patiënten die al ver gevorderd zijn in hun tbs-behandeling en onbegeleid op verlof gaan, hebben de mogelijkheid om buiten de muren van FPC Dr. S. van Mesdag te werken. Intern-trajectbegeleiders (ITB) Miranda, Jasper en Sandra vertellen hoe zij zorgen dat patiënten ‘buiten’ aan werk komen.


    Wat doen intern-trajectbegeleiders?
    Hun doelgroep vormen patiënten in de uitstroom met een onbegeleid-verlofstatus. De intern trajectbegeleiders zoeken samen met deze patiënten een passende werkplek buiten de kliniek en begeleiden patiënten rondom hun werk. Dat kan betaald werk zijn, maar vaker is het gesubsidieerd werk of vrijwilligerswerk. Daarnaast heeft Van Mesdag een beperkt budget om werkplekken in te kopen; vaak gebruikt ITB dit voor moeilijk plaatsbare patiënten die extra begeleiding nodig hebben, omdat ze niet beschikken over voldoende arbeidsvaardigheden, een LVB hebben, etc. Op zo’n werkplek toetst ITB hun arbeidsvaardigheden (komen ze op tijd, houden ze zich aan afspraken, etc.) om te kijken of ze verder door kunnen stromen. De groep met beperkte arbeidsvaardigheden is momenteel heel groot en groeit ook nog.
    Patiënten worden bij ITB aangemeld als ze aan het eind zijn van hun behandeling. Miranda: “We houden dan eerst een gesprek met de behandelcoördinator, de mentor en de patiënt om te kijken wat voor soort werk de patiënt zou willen, wat hij aankan, etc. Ook kijken we naar de stip op de horizon: wat is het toekomstperspectief van deze patiënt? Die zaken moeten wel op elkaar aansluiten.” Jasper: “Risicomanagement is hierin heel belangrijk. We moeten goed weten hoe de begeleiding tijdens het werk eruit moet zien, wat voor soort werk wel kan en wat niet.” Sandra: “De werkgever moet van ons handvatten krijgen hoe ze met de patiënt om moeten gaan. Want onze patiënten moeten daar wel goed begeleid worden.”


    Hoe vinden jullie passend werk voor patiënten?
    Na de aanmelding van een patiënt gaat ITB op zoek naar een werkplek. Ze houden vacatures in de gaten en gaan zelf achter werkplekken aan. Soms heeft een patiënt zelf een vacature gezien bij een uitzendbureau. ITB gaat met een potentiële werkgever in gesprek en als die akkoord gaat, moet de behandelcoördinator nog instemmen met deze werkplek. Jasper: “We moeten bij een werkgever veel uitleggen over tbs en over wat de patiënt nodig heeft. Het is belangrijk dat de werkgever dat goed begrijpt. Goede afspraken vormen het fundament van de samenwerking.”


    Om wat voor werk gaat het?
    Het is erg druk bij ITB: ze hebben momenteel de helft van hun caseload buiten de kliniek aan het werk. De andere helft is aangemeld bij ITB, daar zijn ze mee in gesprek of die staan op een wachtlijst. Het werk varieert van vrijwilligerswerk, betaald werk bij de Herepoort (op de bouwplaats bij de aanpak van de ringweg) tot gesubsidieerd werk bij Iederz. Sandra: “We hadden een patiënt die bij een houtbewerkingsbedrijf werkte. Hij heeft inmiddels een VO (voorwaardelijk ontslag van de tbs) gekregen en heeft nu een betaalde baan.” Jasper: “En een patiënt die bij de Stichting Leerbouwen een opleiding tot stucadoor volgde, die heeft nu ook een VO en een betaalde baan. Dit zijn wel de uitzonderingen, 95 % van de patiënten is hier niet toe in staat.”


    Wat vinden patiënten ervan om aan het werk te kunnen?
    Sandra: “Werk buiten de deur geeft patiënten veel voldoening en plezier. Ze voelen dat ze er echt toe doen, dat ze ergens bij horen en dat ze zinvol bezig zijn. Sommigen hadden nog nooit gewerkt en hadden niks waarvoor ze hun bed uit moesten komen.”


    Hoe onderhoud je contacten met werkgevers?
    Jasper: “We zouden graag meer tijd hebben om te netwerken bij bedrijven, contacten te leggen en te pionieren.” Miranda: “We evalueren regelmatig met de werkgevers en onderhouden het contact om de relaties goed te houden. We zijn zuinig op de werkgevers.” Sandra: “Voor de werkgevers zijn wij het gezicht van Van Mesdag. We zijn voor hen het aanspreekpunt. Wij willen het van hen ook weten, als een patiënt niet op komt dagen of zegt dat hij een tandartsafspraak heeft. Wij moeten het verantwoorden.” Miranda: “We nodigen veel mensen van bedrijven en organisaties uit voor een rondleiding door de kliniek, zodat ze een beter beeld krijgen van wat tbs eigenlijk is. Werkt een patiënt al bij hen, dan doen we de rondleiding samen met hem. Je moet tijd investeren om een relatie op te bouwen met een (potentiële) werkgever. Het is niet gemakkelijk om de patiënten buiten aan het werk te krijgen, ook omdat de doelgroep kwetsbaarder wordt en een lager niveau heeft.”

  6. Werken bij de instroom

    Reacties uitgeschakeld voor Werken bij de instroom

    Heeft iemand tbs opgelegd gekregen, dan komt deze persoon na zijn detentie binnen bij een van de tbs-klinieken in Nederland. Bij FPC Dr. S. van Mesdag heet de eerste periode die een patiënt hier verblijft, de instroom. Wat betekent die instroom voor een tbs-patiënt? En hoe ervaren medewerkers van een instroomunit deze eerste fase in de behandeling van een tbs-patiënt? Aan het woord komen sociotherapeut Madelief en stagiaire Linne van een instroomunit.


    Waarom werken jullie bij de instroom?
    “Het bijzondere van de instroom is, dat er maar 1 nieuwe patiënt hoeft binnen te komen of de groepsdynamiek kan totaal veranderen. De verschillende problematieken van patiënten, hoe ze van invloed zijn op de dynamiek en hoe patiënten op elkaar reageren, dat je snel moet schakelen soms, dat je moet bepalen wat iemand nodig heeft. Dat zijn allemaal dingen die mij interesseren en daarom vonden ze mij bij het sollicitatiegesprek geschikt om bij de instroom te gaan werken,” zegt Madelief, die nu anderhalf jaar bij Van Mesdag werkt. Linne volgt de opleiding Social Work en loopt sinds september 2022 stage bij een instroomunit.


    Hoe bereidt het team zich voor op de komst van een nieuwe patiënt?
    Madelief: “Een nieuwe patiënt heeft in de PI al een intakegesprek gehad met onze behandelcoördinator (BC), die uitleg geeft over wat de patiënt kan verwachten van tbs en van zijn eerste periode bij Van Mesdag. De BC maakt al een eerste beeld van de patiënt en geeft dat aan de unit door. Het team bepaalt wie het meest geschikt is om mentor te worden van de nieuwe patiënt.” Linne: “En we maken praktische zaken in orde, zoals de kamer, een bankpasje, etc.”


    Hoe verlopen grofweg de eerste dagen voor een patiënt?
    Madelief: “Iemand van ons haalt de nieuwe patiënt op uit de ontvangstruimte, nadat hij gecontroleerd is. De mensen van de beveiliging lopen mee tot de ingang van onze unit. Dan leiden wij de patiënt rond, laten hem zijn kamer zien, geven hem een kopje koffie en laten hem kennismaken met de andere patiënten. Het is vaak al heel boeiend om te zien wat die kennismaking met hem doet. Kent hij al mensen? Hoe presenteert hij zichzelf? Zegt hij zelf iets of juist niet. We geven uitleg en maken basisafspraken met hem. De patiënt heeft dan ook meteen het opnamegesprek met de BC en de psychiater. Vaak zit de mentor daar ook bij. De eerste paar weken heeft een patiënt nog niet zo’n druk programma: zo kunnen we hem leren kennen en goed inschatten qua veiligheid. Soms heeft een patiënt dan het gevoel dat hij weer bij nul begint, terwijl hij in de PI al overdag werkte. Hij zit in fase 1 van zijn vrijheden en mag dus niet alleen van de unit. Wij zijn er om hem zich thuis te laten voelen, hem op zijn gemak te stellen als hij spanning voelt, even een spelletje doen of naar de wandelplaats. We proberen zoveel mogelijk duidelijkheid en structuur te bieden.”


    Hoe gaat het in de eerste tijd?
    De psychiater en BC voeren gesprekken met de patiënt om een diagnose te stellen, zijn niveau te bepalen en te kijken welke behandeling ingezet wordt. Madelief: “We zijn natuurlijk een observatie-unit: we kijken hoe iemand in de groep functioneert, hoe hij reageert op drukte, of hij behandeldruk aankan, of hij zich aan afspraken houdt, of hij bijvoorbeeld op tijd op therapie verschijnt, zich afmeldt als hij niet gaat, etc. Als sociotherapeuten zijn wij zijn eerste aanspreekpunt, wij proberen zo zichtbaar mogelijk te zijn, zodat we zien wat er gebeurt en een patiënt ons vragen kan stellen. Na twee weken maken wij een inschatting of de patiënt mee kan naar sportmomenten. De patiënt gaat naar de mensen van Educatie om te kijken bij welke dagbesteding hij kan werken en of hij een opleiding wil doen.” Zo ontstaat er in die eerste tijd een dagprogramma voor de patiënt met therapie, werk en vrije tijd. Linne: “Het is maar afwachten of een patiënt zich openstelt, meedoet in het programma of juist op zijn bed blijft liggen.”


    Hoe verloopt de instroom daarna voor een patiënt?
    Madelief: “Voor de meeste patiënten is de fasebespreking een belangrijk moment. De eerste is na zes weken. Ze willen graag door naar fase 2, waarbij ze ‘zelfstandig en doelgericht’ door de kliniek mogen lopen. Wij kijken zorgvuldig welke vrijheden een patiënt aankan. Soms valt iemand terug in een eerdere fase. Elke drie maanden is er een behandelplanbespreking (BHB) om te bepalen hoe een patiënt in zijn behandeling zit, of hij afspraken nakomt, etc.” Linne: “Sommige patiënten weigeren in het begin therapie of weigeren in gesprek te gaan met de psychiater over medicatie. Of ze willen alleen maar sporten en verder niks. Wij doen dan van alles om hen te stimuleren en ook het netwerk (de familie) of andere patiënten slagen er soms in om hen toch in actie te laten komen. Anderen zijn heel gemotiveerd om behandeling te volgen.” Madelief: “Veel is ook afhankelijk van de groepsdynamiek.”


    Hoe verloopt het einde van de instroom?
    Madelief: “Is er een duidelijke diagnose, is de patiënt goed in te schatten, is het beeld rondom veiligheid helder, weten we wat de aandachtspunten van een patiënt zijn? Dan kan een patiënt doorstromen. Uiteindelijk bepaalt de behandelverantwoordelijke wat een geschikte plek is voor een patiënt bij de doorstroom, afhankelijk van in welk zorgprogramma hij valt. Ook kijkt de mentor wat de patiënt nog nodig heeft voor hij kan doorstromen en wordt er een signaleringsplan opgesteld. Hoe lang een patiënt op de instroom verblijft is heel verschillend. Het hangt er ook vanaf of er plek is op de volgende unit. Soms gaat een patiënt die later is gekomen, eerder naar de doorstroom. Dat is voor andere patiënten soms ingewikkeld.” Linne: “Het hangt natuurlijk voornamelijk van de houding van een patiënt af: focust hij goed op zijn eigen behandeling, maakt hij goede keuzes.”


    Waar doen jullie het voor?
    Madelief: “Het contact met de patiënt is mooi, dat je ziet dat iemand kleine stappen zet, zich openstelt voor je, dat hij zijn problemen bespreekbaar maakt en zich kwetsbaar opstelt. De ene patiënt gooit alles meteen op tafel, bij de ander moet je ernaar graven.”
    Linne: “Dat je een bijdrage kunt leveren aan dit wereldje, waar maar weinig mensen weet van hebben, dat je vooruitgang ziet bij patiënten.”

  7. Mensenwerk: het mooiste wat er is!

    Reacties uitgeschakeld voor Mensenwerk: het mooiste wat er is!

    Bijna een jaar werkt Evelien (36 jaar) nu als sociotherapeut bij FPC Dr. S. van Mesdag. “Ik werkte hiervoor in de gehandicaptenzorg en bij Veldzicht en ik wilde meer doen in de psychopathologie. Ik vind het werken in de TBS echt een tandje hoger. En zeker hier op deze unit waar patiënten wonen met een OVS-status (ongewenste vreemdelingen). Het is echt een heel mooi vak!”

    Met wat voor patiënten werk je?

    “Het gaat om patiënten die vanwege een delict hun Nederlandse verblijfsstatus hebben verloren. Het doel van de behandeling is om hen stabiel te maken, zodat de tbs opgeheven kan worden en ze kunnen repatriëren naar hun land van herkomst. Sommige van deze patiënten zijn in Nederland geboren, hebben nooit in het land gewoond, waar ze naar toe moeten. Die willen vaak helemaal niet naar dat land, want dan zien ze hun familie niet meer. Dat zijn trieste verhalen.”

    Hoe is het om te werken op zo’n transculturele unit?

    “Gesprekken met onze patiënten gaan vaak over cultuur en hebben soms een flinke diepgang. Denk bijvoorbeeld aan een patiënt afkomstig uit een Afrikaans land. Hij vindt het lastig dat ik als vrouw hem iets aanzeg. Dat biedt een mooie opening om het met hem te hebben over hoe de cultuur in zijn land hierover is en wat het verschil is met Nederland. Patiënten staan hier natuurlijk niet altijd voor open en soms is het moeilijk om contact met hen te maken. De repatriëring hangt vaak als een donkere wolk boven hun hoofd.

    Ik vind een open sfeer op de unit heel belangrijk, patiënten het gevoel geven dat ze naar me toe kunnen komen. Afgelopen weekend heb ik gekookt met een patiënt; er ontstond spontaan een open gesprek met hem en twee andere patiënten. Ik probeer voor ontspanning te zorgen, er moet ook ruimte zijn voor een dolletje. Want het voor de patiënten al zwaar genoeg. Ik probeer hun tijd hier zo comfortabel mogelijk te maken.

    Ik ben op de hoogte van het delict van elke patiënt, maar ik reken hen niet af op wat ze gedaan hebben: ze zijn immers al veroordeeld. Het werk is elke dag dynamisch, er is nooit een vast stramien, er zijn natuurlijk wel lijnen. Mooi is dat we voor patiënten tegenwoordig verlof kunnen aanvragen op humane gronden, soms als voorbereiding op hun repatriëring.”

    Wat geeft je energie in je werk?

    “Zit een patiënt in een crisis en lukt het om hem eruit te helpen, dan is het mooi als zo’n patiënt naar me toekomt en zegt ‘Je had toch gelijk en bedankt dat je me hebt geholpen’. Of dat je ziet dat een patiënt iets oppakt van wat je met hem besproken had. Dat geeft mij een boost. Ook vind ik het interessant om te zien hoe patiënten zich verder kunnen ontwikkelen. Laatst kwam ik ’s morgens binnen en klonk er uit een patiëntenkamer luid de muziek van The Kelly Family met een breed lachende patiënt in de deuropening. Hij weet dat ik een hekel heb aan die muziek. Zo’n geintje vind ik prachtig. Van collega’s die hier langer werken hoor ik dat je een beetje familie wordt van patiënten die zelf weinig familie hebben. Patiënten gaan je vertrouwelijke dingen vertellen. Ik vertel ze wel altijd dat ze er rekening mee moeten houden dat ik bepaalde dingen moet rapporteren. Ze moeten weten waar ze aan toe zijn.

    Ja, ik zou het andere mensen ook gunnen om hier te werken. Het blijft mensenwerk en dat is het mooiste wat er is.”

  8. Bas: ‘We zijn goed in het aanpakken van acute problemen’

    Reacties uitgeschakeld voor Bas: ‘We zijn goed in het aanpakken van acute problemen’

    Een prachtig voorbeeld van iemand die zich via studies en vooral de praktijk ontwikkelt is Bas. Ooit begonnen als verzorgende bij verpleeghuis Blauwbörgje heeft hij zich via een studie mbo-verpleegkundige, hbo Social Work en werken bij Lentis opgewerkt tot behandelcoördinator bij FPC Dr. S. van Mesdag. Dat werk doet hij nu ruim twee jaar.

    Hoe kwam je bij Van Mesdag terecht?

    “Ik ben altijd iemand geweest die liever in de praktijk werkt en leert. Ik heb hiervoor veertien jaar bij Lentis gewerkt, onder andere in de volwassenenpsychiatrie en bij een FACT-team. FACT is een ambulant multidisciplinair GGZ-team. Uiteindelijk heb ik naast mijn werk een opleiding tot verpleegkundig specialist gedaan. Bij Van Mesdag ben ik in gesprek gegaan over de functie behandelcoördinator. Zo ben ik eerst een half jaar gestart op een uitstroomafdeling. Daarna kreeg ik de vraag of ik met de doelgroep patiënten met SGG (seksueel grensoverschrijdend gedrag) wilde werken. Deze nieuwe uitdaging ben ik maar gewoon aangegaan, ook al wist ik niet helemaal waar ik aan begon.”

    Wat houdt je werk in?

    “Ik werk op een afdeling met patiënten met een persoonlijkheidsstoornis en seksueel grensoverschrijdend gedrag. Ik spreek patiënten elke twee weken over de voortgang van hun behandeling en bij vragen of incidenten vaker. Het zijn patiënten die vanuit hun delict gewend zijn om zich zoveel mogelijk verborgen op te stellen. Daardoor blijft het een uitdaging om in gesprek te zijn over hun delict en de gevolgen daarvan.

    Veel overleg heb ik met de sociotherapeuten: hoe verloopt de behandeling, waar loop je tegenaan, hoe kan je het beste met deze patiënt omgaan. Als het niet lekker loopt met een patiënt, dan houden we een multidisciplinair overleg om te bespreken welke interventies nodig zijn in de behandeling.
    Daarnaast schrijf ik verlofaanvragen voor de VTC (Verloftoetsingscommissie), bereid aanvragen voor libidoremmende medicatie voor die in de LRM (Commissie Libidoremmende Medicatie) worden behandeld en doe ik jaarlijks per patiënt een risicotaxatie om het recidiverisico vast te stellen. Verder spreek ik als deskundige bij rechtszittingen over tbs-verlenging van de patiënten.”

    Wat is een uitdaging in je werk?

    “Ik heb echt tijd nodig gehad om wegwijs te worden in tbs-land. Het is vaak een zoektocht naar de beste behandeling voor een patiënt met SGG. Omdat mijn kennis van deze doelgroep te verbreden, krijg ik de ruimte om me daar verder in te specialiseren.”

    Wat zijn voor jou ingrediënten voor werkplezier?

    “Het geeft mij een goed gevoel dat ik de kans krijg om me te ontwikkelen en dingen op te pakken die ik nog niet eerder gedaan heb. Ik voel die ruimte en de steun en het geeft me een hoop energie. Daarnaast zie ik dat we als team elkaar steeds beter weten te vinden en stappen maken in de behandeling van patiënten. Daar kan ik van genieten.

    Wat ook helpt is om in de kliniek tussen de middag te sporten. Als ik met iets in mijn maag zit, ziet dat er na het sporten minder ingewikkeld uit en begin ik fris aan de middag.”

  9. Dagbesteding op maat

    Reacties uitgeschakeld voor Dagbesteding op maat

    Bij FPC Dr. S. van Mesdag worden patiënten behandeld om een veilige terugkeer naar de maatschappij mogelijk te maken. Een onderdeel van hun behandeling is de dagbesteding, waar ze naar vermogen werk doen op werkzalen, zoals die van Metaal. Renke is medewerker arbeidstherapie. Samen met Patrick begeleidt hij patiënten bij hun werk op de werkzaal Metaal.

    In hun kracht

    “Dagelijks komen er vijf of zes patiënten op onze werkzaal. De basis van ons werk is het om patiënten in hun kracht te zetten. Dit doen we door te kijken welk werk bij welke patiënt past, de patiënt te prikkelen, te stimuleren om zich aan de gemaakte afspraken te houden en met ons te communiceren.

    De werkzaal metaal staat bekend als een afdeling die vies en vol stof is. Maar het werk is juist zo mooi. Er is zoveel mogelijk, er gebeurt zoveel maatwerk per patiënt, patiënten zijn trots op de dingen die ze maken en wij zijn trots op de dingen die we met elkaar bereiken.” 

    Werk op maat

    “Voor bijna elke patiënt is er werk in de werkzaal metaal. Er is eenvoudig werk en werk met meer uitdaging. We kijken goed wat bij de patiënt past. Heeft hij al ervaring, met welke machines kan de patiënt (al) omgaan of heeft de patiënt gevoel voor maten en vormen.  

    Tijdens de begeleiding van de patiënten kijken we ook naar de toekomst. Kan deze patiënt straks aan het werk op een sociale werkplaats? Of misschien kan hij met wat hij hier geleerd heeft wel een betaalde baan vinden. 

    Patiënt 1 werkt bijna elke dag aan vlinders. Stap voor stap heeft hij geleerd hoe dit moet. Hij is trots om zijn werk te laten zien en wat is het mooi dat zijn werk nu zelfs wordt verkocht.  
    Patiënt 2 is veel meer geschikt voor preciezer werk, bijvoorbeeld tuinkachels. Dit is een heel ander type werk, wat bijvoorbeeld meer inzicht vereist en meer oog voor detail.”

    Geen eilandjes

    “Om ons werk goed te doen is het belangrijk om multidisciplinair samen te werken. Als je elkaar blijft opzoeken, heb je geen eilandjes. Loop je ergens tegenaan? Pak de telefoon of loop even langs. Een mooi voorbeeld is dat vanochtend een sociotherapeut even belt dat een patiënt wat later komt. Dat is fijn om te weten. 


    Wij zien de jongens op de dagbesteding de halve dag. We zien als het goed gaat of als een patiënt een wat mindere dag heeft. Het is belangrijk om daar met de andere collega’s die betrokken zijn bij deze patiënt even contact over te hebben.“

  10. Onze aanwezigheid zorgt voor een veilig gevoel

    Reacties uitgeschakeld voor Onze aanwezigheid zorgt voor een veilig gevoel

    Mario werkt als DGB’er (Dienst Geïntegreerde Beveiliging). “Wij hebben het mooiste werk van de kliniek, echt een specialistische job binnen de forensische zorg.”

    Wat houdt jullie werk in?

    Het werk van Mario en zijn veertig collega’s bestaat uit het bemensen van de centraalpost en het lopen van toezichthoudende rondes door de kliniek. “Er zijn drie soorten diensten: de vroege, late en nachtdienst. We hebben dus onregelmatige diensten. Zelf ben ik overdag ploegleider en ’s nachts wachtcoördinator. We zijn altijd met zijn zessen: twee voor de centraalpost, twee op ronde (deze rouleren om het uur) en twee die de verzorgingen doen ter ondersteuning van de sociotherapie bij patiënten met een verhoogd risico op agressief gedrag. Deze patiënten zitten veelal in een aangepast individueel programma of in de separeer. Wij gaan onder ander mee met wandelen en zitten bij gesprekken.
    Wij gaan als beveiligers mee met de patiënten die voor het eerst begeleid buiten de kliniek mogen. De eerste vijf verloven zijn onder begeleiding van ons. Eerst doen we een rondje dichtbij de kliniek, dan steeds verder, bijvoorbeeld naar de winkel. En gaat dat goed, dan gaat de patiënt op verlof met een sociotherapeut en gaan wij niet meer mee. Elk verlof wordt voor- en nabesproken.
    Verder begeleiden we een patiënt die overgeplaatst wordt of onverwacht naar het ziekenhuis moet. Moet hij in het ziekenhuis blijven, dan neemt de Dienst Vervoer & Ondersteuning van Justitie dit over. Ook het fouilleren valt onder ons takenpakket, het controleren van postpakketten en het begeleiden van de Dienst Vervoer & Ondersteuning, die langskomen met hun speurhonden. We doen brand- en sluitrondes, we controleren wandelplaatsen op veiligheid. Daaronder valt ook de hekwerkcontrole. In de nachtdienst wordt er elke nacht een verblijf gecontroleerd op brandveiligheid of contrabande. Ook coördineren wij de BHV in de kliniek.”

    Wat is het belang van jullie werk?

    “Onze kracht is dat we zichtbaar zijn in gewone kleding. We dragen handboeien, portofoon en pieper. Terwijl we rondlopen maken we vaak een praatje en daarom kennen we veel patiënten en medewerkers. We komen op elke unit. Dat maakt het een mooie job en geen dag is hetzelfde. Worden wij ingezet, dan werkt dat de-escalerend op een incident of conflict. Wij hebben een minder nauwe behandelrelatie, indirect werken we wel mee in de behandeling. Zo had een patiënt gisteren een grote mond. Ik ging toen samen met de sociotherapeut met die patiënt in gesprek. De sociotherapeut voelt zich door mijn aanwezigheid gesteund, de patiënt kan nog een keer zijn verhaal doen en we kijken samen hoe we de situatie kunnen de-escaleren.
    De centraalpost is het veiligheidshart van de kliniek. Daar regelen we het openen van deuren en volgen we de bewegingen in en rondom de kliniek via beveiligingscamera’s. Het is een heel belangrijk onderdeel van ons werk. Onze aanwezigheid zorgt voor een veilig gevoel. Dat wordt versterkt doordat het personeel piepers draagt. Drukt iemand op de rode knop, dan zijn wij er heel snel. Ook dat geeft een vertrouwd gevoel. De veiligheid is bij Van Mesdag goed geregeld.”

    Wat gebeurt er bij een alarm?

    “De DGB’ers op ronde rennen naar de plek en proberen de situatie te stabiliseren. Het liefst door in gesprek te gaan. Vaak werkt een gesprek de-escalerend en soms moeten wij ook fysiek ingrijpen. Hier zijn wij in getraind. Zijn wij ingezet bij een incident, dan evalueren we altijd met elkaar. En de nazorg is belangrijk, dat is hier goed geregeld via het Team Collegiale Ondersteuning. Ook zijn wij getraind als intern bijstandsteam (IBT), dat komt in actie als er bijvoorbeeld iemand uit zijn verblijf moet worden gehaald die niet in de samenwerking is. Daar hoort een speciaal tenue bij met beschermende kleding, schilden en wapenstok.”

    Hoe ervaar jij je werk?

    “Ons werk is het mooiste werk van de kliniek. Het is heel afwisselend en je hebt veel vrijheid om aan te geven wat je wilt doen, qua gepland werk en ongepland werk. Natuurlijk is het zo, dat niet iedereen dit werk kan doen, het is echt specialistisch. Je moet snel kunnen schakelen en een goed inlevingsvermogen hebben in het type patiënten. We hebben een hecht team, je moet op elkaar kunnen vertrouwen. Dat proberen we ook over te brengen op nieuwe collega’s, zodat je van elkaar goed weet wat je moet doen. Dit maakt dat wij een hecht team hebben, dat professioneel functioneert.”

Contact opnemen